Wanneer vogels migreren, weten ze altijd precies waar ze naartoe gaan, in tegenstelling tot ons, toen we aan het rijden waren, hebben we een Sat-Nav nodig. Hun richtinggevoel is afhankelijk van een combinatie van drie eigen 'kaarten'.
Vogels hebben een stof genaamd magnetiet, die zich net boven hun bek bevindt. Dit is een mineraal dat de vogels gebruiken om het magnetisch veld van de aarde te bepalen, zodat ze kunnen navigeren met het echte noorden.
We weten dat zonsopgang en zonsondergang op oost en west wijzen. Vogels die overdag migreren, kunnen zichzelf door de positie van de zon navigeren. Zelfs in het midden van de dag kunnen vogels door de positie van de zon in de lucht vaststellen waar ze zich bevinden.
Tot slot gebruiken vogels die 's nachts reizen niet alleen de maan, maar ze leren ook de sterrenbeelden en navigeren er doorheen. De North Star is het belangrijkst omdat deze zich op een vaste locatie bevindt, maar alle sterrenbeelden zijn handig bij het uitzoeken van tijd en locatie.
Vogels hebben ook een zeer scherp gezichtsvermogen en gebruiken monumenten zoals bergen, rivieren, zelfs gebouwen en wegen om hen te helpen hun weg te vinden.